Wapens

Bij de beoefening van de schietsport hoort het gebruik van een (sport-)wapen. Als beginnend schutter zal dat een luchtwapen zijn, later waarschijnlijk een kleinkaliber wapen. Voor jeugdleden geldt dat zij tot 16 jaar uitsluitend luchtwapens mogen gebruiken.

Een beginnende sportschutter die lid is van een schietsportvereniging mag volgens de Nederlandse wetgeving meteen een eigen luchtdrukwapen aanschaffen maar (nog) geen vuurwapen. Daarom zijn de luchtdrukwapens bij uitstek geschikt voor personen die net kennismaken met de schietsport.
De basistechnieken van het geweer- en pistoolschieten (klein- en grootkaliber) kunnen met luchtdrukwapens goed worden aangeleerd.

Gelet op de relatief hoge aanschafkosten van een schietsportwapen, maar ook omdat een schutter pas na enige tijd (minimaal één jaar lidmaatschap van een KNSA-schietvereniging) een vergunning voor een eigen vuurwapen mag aanvragen, kan men ook (eerst) gebruik maken van zogenaamde ‘verenigingswapens’. Dit zijn wapens die binnen de vereniging beschikbaar zijn voor alle leden.
Eén of meerdere leden van de vereniging hebben een verlof voor deze wapens en mogen deze op de schietbaan overdragen aan een schutter. Zo kan een beginnend schutter kennismaken met de verschillende schietsportonderdelen voordat hij of zij een keuze maakt voor een bepaalde discipline en daarna voor de eventuele aanschaf van een eigen wapen dat geschikt is voor de beoefening van die discipline.

Het is niet noodzakelijk of verplicht om een eigen wapen aan te schaffen; de wapens van de vereniging kunnen daarvoor ook worden gebruikt. Vaak is het natuurlijk wel zo, dat iemand een eigen wapen wil hebben om zo vaak en goed mogelijk mee te kunnen oefenen op de schietbaan, zodat betere resultaten kunnen worden behaald.